
De wekker gaat. Het zonnetje schijnt net tussen de gordijnen door. Alles aan deze ochtend zegt: begin de dag. Maar mijn lijf zegt nee. Mijn benen zijn te zwaar, mijn ribben doen pijn, mijn ogen willen dicht blijven. Ik wil opstaan, maar ik kan het niet.
Tot ik mijn dochter hoor:
“Onee! Mama! Ik moet naar school!”
Shit. Ik ben weer in slaap gevallen. Snel, jurk over mijn hoofd, naar beneden. Gelukkig redt ze het nog net. Ik probeer mezelf bij elkaar te rapen. Vandaag zou een rustdag zijn. Moeten zijn. Ik had de kaakchirurg afgezegd. Nog herstellende van de vorige 2 kiezen. Een herstel van weken en de therapie gisteren had me leeg getrokken. Dus: rust. Alleen rust.
En toen ging om half tien de telefoon.
UWV. Of ze hun beslissing alvast telefonisch mochten toelichten. Ik twijfel. Als ik ja zeg, ben ik niet voorbereid. Als ik nee zeg, zit ik dagen in spanning. Ik zeg ja. Omdat ik geen puf meer heb om nee te dragen.
Hij begint te praten. Dan komt het.
“U kunt 16 uur werken.”
Mijn adem stokt. Tranen schieten in mijn ogen. Ze zien me niet. Ze luisteren niet. Ze lezen misschien mijn dossier, maar ze begrijpen mijn leven niet. Hij zegt later nog 12 uur. Maar het maakt niet meer uit. Alles in mij zegt: dit trek ik niet.
Ik hoor hem nog vaag iets zeggen over bezwaar maken, online, zonder brief. Maar ik ben al weg. Paniek. Pure paniek. Mijn lijf gaat op tilt. Mijn hartslag stijgt. Mijn ademhaling versnelt. Mijn hoofd bonkt. Ik zweet, ik tril, ik hap naar lucht.
Ik hang op.
En dan breek ik. Verlies de volledige controle..
Ik val neer op de bank. Ik weet niet meer wat ik moet doen. Ik kan niet meer denken. Niet meer praten. Alleen voelen. En dat gevoel is overweldigend. Paniek. Onmacht. Verlies van grip. Geen lucht meer krijgen, niet meer op mijn benen kunnen staan..
Ik bel de huisarts. Ze blijft rustig. Probeert samen met mij mijn ademhaling terug te krijgen. Na een paar minuten lukt het iets. Ik tril nog steeds, maar ik krijg weer lucht.
“Kom over een half uurtje naar het spreekuur,” zegt ze.
Ik zeg ja. Want ik weet niet wat ik anders moet.
Met een rood gevlekt hoofd stap ik de praktijk binnen. Alles in mij staat nog strak.
“Gaat het weer een beetje?”
“Nee. Vraag maar niks.”
Ze geeft me oxazepam. We praten kort. Langzaam zakt het. Langzaam. Maar de energie is weg. De schade is aangericht.
Ik loop terug naar de auto. Mijn lichaam protesteert. Mijn spieren, mijn ribben, mijn hoofd. Mijn handen tintelen. Thuis val ik op bed. Kapot. Op. Dit was mijn dag.
⸻
En nu schrijf ik dit. Omdat ik wil dat jullie weten — jullie, van het UWV — wat die ene zin aanricht:
“U kunt 16 uur werken.”
Dat is geen mededeling. Dat is een oordeel. Een klap. Het zegt: wij zien je niet. Wij geloven je niet. Wij denken dat je je aanstelt.
Maar dit is mijn realiteit. Dit is mijn lijf. Mijn leven. Mijn grens.
En vandaag ben ik eraan onderdoor gegaan. Niet aan mijn ziekte. Maar aan jullie besluit.
Reactie plaatsen
Reacties